Het volgende blog is gebaseerd op een waargebeurd verhaal…
Nieuwjaarsdag – 11 uur 's ochtends
Ik sta bij het koffieapparaat in de keuken wanneer ik drie jochies naar mijn voordeur zie lopen. Eén van hen belt aan. Die gaan het op een rennen zetten, denk ik nog. Maar ze blijven zenuwachtig staan.
Zodra ik opendoe, vraagt één van de jongens:
— "Mag ik een glaasje water?"
— "Een glaasje water?" vraag ik verbaasd.
— "Ja, het is voor een vriendje. Hij voelt zich niet lekker en zit hiernaast in het gras."
Ik besluit een kijkje te nemen en tref inderdaad een jongen aan, liggend in het gras. Zijn gezicht, oor en hals zitten onder het bloed. Hij is zo wit als sneeuw.
Hij is nog aanspreekbaar. Ik vraag hem hoe hij heet, of hij weet dat hij op de grond ligt, of hij pijn heeft.
Een van zijn vriendjes vertelt dat ze vuurwerk hadden gevonden en dat hij het had aangestoken. Bij het weggooien knalde het in zijn hand, vlak naast zijn gezicht.
— "Kun je zitten?" vraag ik hem.
De "Redders"
Achter mij verheft een man zijn stem aan de telefoon:
— "Jullie moeten nú komen, het is helemaal mis! Overal bloed!"
Hij heeft de spoeddienst aan de lijn. Terwijl hij in de wacht staat, roept hij naar de volwassenen om hem heen:
— "Ik fix dit wel! Die ambulance móét komen, anders hebben ze aan mij een verkeerde!"
De jongen hoort het ook. Ik zie paniek in zijn ogen.
— "Ga ik dood?" vraagt hij met een trillende stem.
— "Nee, je gaat niet dood," stel ik hem gerust.
Hij heeft een snee in zijn vinger. Het bloed op zijn gezicht, hals en kleding komt van die vinger. De vinger kan hij nog bewegen. Een ambulance lijkt me niet nodig. De huisartsenpost, daar moeten volgens mij naar toe.
De jongen ontspant zichtbaar.
Dat wordt niet gewaardeerd.
— "Waar bemoei jij je mee?" snauwt de redder. "Die ziekenauto móét komen!"
De moeder
In mijn ooghoek zie ik een vrouw zitten, een paar meter achter de jongen. Ze staart voor zich uit, zichtbaar in shock.
— "Is dat je moeder?" vraag ik.
Hij knikt.
— "Mama?" vraag ik vriendelijk, "kom er even bij zitten. Houd je zoon vast. Let niet op al die mensen om je heen, het valt allemaal mee met zijn verwondingen."
Ze pakt haar zoon beet en zucht diep. Opgelucht.
De "Klagers"
Om ons heen buitelen de meningen over elkaar heen:
— "De jeugd van tegenwoordig!"
— "Vroeger was het wel anders!"
— "Waar is het in de opvoeding misgegaan?"
— "Het zou allemaal verboden moeten worden!"
De "Slachtoffers"
En dan zijn er nog de mensen die zichzelf en hun ervaringen in de moeder projecteren:
— "Vreselijk, kijk die moeder nou…"
— "Ik begrijp precies wat ze voelt."
— "Ik heb ook kinderen van die leeftijd."
— "Je komt ogen en oren tekort met die kinderen! Ga er maar aanstaan."
Ze keuren haar stiltes goed, want zo zouden zij zich óók voelen in wat zij aannemen dat haar situatie is.
De splijtzwam
Dit is het moment waarop de buitenwereld een wig kan drijven tussen twee mensen in een relatie, in dit verhaal de moeder en haar kind.
Stel je voor dat iemand tegen de jongen zegt:
— "Jouw moeder deed niks. Ze stond erbij en keek ernaar."
Of tegen de moeder:
— "Jouw kind had dood kunnen zijn. Waarom stond je daar maar?"
Het gebeurt vaker dan we denken. We zien iemand bevriezen in een onverwachte situatie en oordelen: hij doet niets, zij reageert verkeerd. We vergeten dat bevriezen óók een reactie is. Dat het menselijk is.
En dan komen de meningen. De projecties. De analyses. De goedbedoelde adviezen.
Niet om te helpen, maar om een standpunt te verkondigen. Om zichzelf beter te voelen.
Zonder het te beseffen, zetten we relaties hiermee onder druk. We vertellen mensen wat ze hadden móéten doen, in plaats van te erkennen wat er wás.
De pleister
De ambulance arriveert. De broeder controleert de jongen, stelt hem wat vragen, plakt een pleister op zijn vinger en zegt:
— "Ga zo even met je moeder naar de huisartsenpost. Dan kunnen ze de wond goed schoonmaken."
Ik doe wat ik meestal doe. Ik stap achteruit en vertrek met stille trom. Blij dat ik iets heb kunnen betekenen. Mijn koffie zal nu wel koud zijn.
2 januari. De deurbel.
Ik ren de trap af en trek de deur open.
Daar staat de jongen. In zijn hand een reep chocolade.
— "Voor u," zegt hij. "Bedankt dat u er voor mij en mijn moeder was gisteren."
Ik doe wat ik meestal doe.
— "Dat is nergens voor nodig," zeg ik. "Iedereen zou dat doen."
Hij kijkt me recht aan en zegt:
— "Maar u was de enige die er voor óns was."
Moderatie In Real Life interacties...
Op social media is moderatie een veelbesproken onderwerp. We willen regels om gesprekken zuiver te houden, we verwachten dat grove of schadelijke reacties worden verwijderd. Maar in het echte leven ontbreekt zo’n filter. Er is geen moderator die ingrijpt als een gesprek ontspoort. Dat betekent dat we zelf die rol op ons moeten nemen—door te luisteren, bewust te spreken en te reflecteren voordat we oordelen.
Wat als we onze eigen woorden zouden modereren, zoals we dat op social media van anderen verlangen? Wat als we vaker checken of iets feitelijk klopt voordat we reageren? Wat als we onze eerste impuls even parkeren en onszelf afvragen: draagt dit bij aan verbinding? Dient dit de ander, of vooral mijzelf?
Wat houdt dat concreet in?
Redders – Stop met redden om jezelf beter te voelen. Wees een luisteraar, geen eenzijdige redder.
Slachtoffers – Stop met sympathiseren en projecteren. Je helpt er niemand mee, behalve jezelf.
Klagers – Stop met je beter proberen te voelen door anderen in jouw gelijk te trekken. Zoek de oplossing, niet de bevestiging.
Kijk naar wat er écht is: in het hier en nú.
Kijk naar wat er écht nodig is voor de ander, niet wat er nodig is voor jou. Stel jezelf de vraag: wie dien ik hiermee?
Soms, zoals in dit verhaal, gebeurt er iets onverwachts en reageert iemand niet zoals je had verwacht. Dat is niet omdat deze persoon niet om je geeft, maar omdat zijn systeem zo reageert.
En dan, in die kwetsbaarheid, zijn het de meningen van anderen, de redders, klagers, slachtoffers, die de afstand vergroten. Die de relatie onder druk zetten. Die met hun gedrag twijfel zaaien over wie je voor elkaar bent.
Online verwachten we dat iemand de ruimte bewaakt. Dat iemand ingrijpt als gesprekken ontsporen. Maar in het echte leven is dat onze eigen verantwoordelijkheid. Hoe vaak laten we woorden vallen zonder na te denken over hun impact? Hoe vaak gooien we iets de wereld in, zonder te checken of het waar of nodig is?
Een pleister kan een wond dichten. Op social media kan een moderator ingrijpen. Maar in het echte leven? Daar is geen algoritme dat filtert wat pijn doet en wat verbindt. Die taak ligt bij ons. Laten we ervoor zorgen dat we onze woorden kiezen, net zoals we een gesprek in goede banen zouden leiden. Laten we moderatoren zijn van de verbinding, niet van de schade.