Op 18 juni zat ik in De Aker in Putten. Op het podium stond professor Manu Keirse. Hij is rouwdeskundige, maar bovenal een mens die woorden weet te geven aan wat vaak stil blijft. Aan wat zo schrijnend en persoonlijk is, dat het nauwelijks te dragen is – laat staan uit te leggen.
Zijn woorden kwamen binnen. Hard, zacht, liefdevol. Niet alleen omdat hij het goed zegt, maar omdat hij de rauwe werkelijkheid onder woorden brengt. En omdat ik weet waar hij het over heeft.
Geen theorie, maar keiharde realiteit
Over een paar weken is het vijf jaar geleden dat ik mijn vrouw verloor aan kanker. De liefde van mijn leven. En hoewel ik in die vijf jaar veel heb geleerd over verdriet, blijft het ook nog steeds onbegrijpelijk. Ongrijpbaar. Zoals de vrouw van een vriend op haar sterfbed zei: “Het voelt zo onwerkelijk.”
En dan, plots, is het werkelijkheid.
Ik schrijf vaker over wat het met me doet. Over wat ik zie en hoor. Over hoe we soms zó bang zijn voor verdriet, dat we onszelf – en vooral elkaar – verliezen.
Ik schrijf onder de titel “Theorie bestaat niet.” Want als het zover is, als verlies je overkomt, dan valt elk boek, elk advies, elke goedbedoelde opmerking stil. Dan is er alleen de praktijk. En die is rauw.
De stilte na de dood
Zes maanden na de begrafenis van mijn vrouw had ik nog niets gehoord van vrienden die we al vijftig jaar kenden. Dat bleef knagen. Niet uit boosheid, maar uit pijn. Dus ik belde ze.
“De drempel is zo hoog” zeiden ze.
En dat begreep ik. Maar het deed ook pijn.
Ik hoorde van een bevriend stel dat na het overlijden van hun enige dochter de helft van hun vrienden kwijtraakte.
En iemand anders – hij verloor zijn beide ouders binnen zes weken – kreeg te horen: “Ik weet precies hoe jij je voelt.”
De waarheid is: dat weet je niet. En dat hoeft ook niet.
Als je maar iets zegt. Als je maar blijft.
De woorden die blijven hangen
Manu Keirse vertelde die avond over wat verdriet met mensen doet. En over wat de omgeving – vaak onbedoeld – nalaat.
Hij vertelde over een moeder die deelnam aan een liturgische groepsreis met vijf andere echtparen, onder leiding van een pastoor/deken. Elke keer als iemand over zijn of haar kinderen begon, werd ze stil. Niemand sprak over hun overleden dochter. Er werd wel gesproken over de kinderen van de anderen. Dan schoot ze vol en zonderde zich af, een tissue tegen haar ogen gedrukt.
Toen iemand zei dat ze misschien eens naar een oogarts moest, en de pastoor bij het afscheid zei dat ze zich “kranig hadden gehouden,” wisten zij en haar man het zeker: dit was de laatste keer dat ze zouden meereizen.
Hij vertelde ook over een weduwnaar met vier zonen, van wie één het syndroom van Down had. Keirse vroeg de zaal:
“Wie spreek je als eerste aan?”
Bijna iedereen zei: “De vader.”
Maar Keirse zei: “Begin bij de zoon met het syndroom van Down. Omdat ieder rouwt. Op zijn eigen manier. En ieder gezien wil worden.”
Hij vertelde over een meisje van dertien, wier moeder was overleden. Ze deed de deur open voor alle bezoekers – en ook weer dicht. Niemand sprak haar aan. Niet de vier tantes, niet de uitvaartverzorger, de pastoor, de huisarts, de buren, familie, vrienden of collega’s. Zelfs haar lerares niet. Want iedereen kwam voor haar vader.
En hij vertelde over een 88-jarige vrouw die 17 keer te horen kreeg: “Je mag blij zijn dat je hem zo lang hebt gehad.”
Woorden doen ertoe. Ook de verkeerde.
Wat mij doet overleven
Er zijn zoveel gezichten van verdriet. Niet alleen bij de dood. Ook bij het verlies van gezondheid, van werk, van dromen.
In coronatijd raakten sommigen een partner, een baan én hun vrijwilligerswerk kwijt. Alles tegelijk.
Soms is het verdriet onzichtbaar. En word je er niet mee gecondoleerd. Maar het is er wel.
Wat mij helpt overleven? Schrijven. Delen. Niet alles opkroppen.
Soms een traan. Soms een glimlach. Soms een herinnering die weer even ademt.
En: het besef dat ik niet alleen ben.
Zoals Veerle, 41 jaar oud. De vrouw die wist dat ze zou sterven aan kanker. Ze liet vijf dozen na: één voor haar man, en één voor elk van haar vier zoons. Vol herinneringen, cassettebandjes, foto’s, gedichten, briefjes.
Een nalatenschap van liefde. Omdat liefde niet stopt na de dood.
Of denk aan Bibian Mentel, die ooit zei: “Verzamel herinneringen, geen bezittingen.”
Dat probeer ik ook.
Tot slot
Soms hoor je iets dat blijft hangen. Die avond in Putten hoorde ik iemand zeggen:
"Moet je eroverheen komen, of erdoorheen?"
"Rouwen moet je zelf doen, maar niet alleen."
"Je mag je schuldig voelen, maar je bént het niet."
Ik hoop dat jij, als je dit leest, weet: je bent niet alleen.
Wat je ook verloren bent. Wie je ook mist.
Verdriet is niet vreemd – het hoort bij het leven.
En toch voelt het vaak alsof jij de enige bent die er middenin zit.
Ik wens je kracht. Ruimte. Liefde. En mensen om je heen die niet weglopen voor je tranen. En als ze dat wel doen? Dan hoop ik dat je iemand vindt die blijft.
Wil je meer zien of lezen?
Met dank aan Roelof Tadema van Tadema Uitvaartzorg voor het mogelijk maken van deze avond en het team van Zalencentrum n Congrescntrum de Aker.
Photo by Alex Kulikov on Unsplash